Wil je kind niet slapen? Vaak ligt het niet aan onwil, maar aan een mix van slaapbehoefte, prikkels, ontwikkeling of omgeving. Met concrete stappen voor vanavond (juiste timing, schermen uit, kalmerende routine, donker en koel) en slimme gewoonten voor overdag (dutjes en wakkertijden, daglicht, beweging en voeding) maak je snel verschil met een consequente aanpak. Ook lees je wanneer opschalen zinvol is en hoe een slaaplog helpt.

Begrijpen waarom je kind niet wil slapen
Als je kind niet wil slapen, gaat het meestal niet om onwil maar om een behoefte die nog niet klopt. De slaapbehoefte verschilt per leeftijd: te weinig slaap bouwt spanning op, maar te veel dutjes of te laat slapen kan juist maken dat je kind niet moe genoeg is. Signalen van oververmoeidheid zijn vaak tegenstrijdig: wrijven in de ogen, jengelen, maar ook hyperactief en opgeschroefd gedrag. Ondervermoeidheid herken je aan vrolijkheid tot laat, gemakkelijk afleiding zoeken en lang nodig hebben om in slaap te vallen. Prikkels spelen mee: schermtijd vlak voor bedtijd, veel lawaai of spannende gebeurtenissen houden het brein “aan”. Ontwikkeling kan de slaap tijdelijk verstoren: scheidingsangst, leren rollen, kruipen of staan, en zogenaamde slaapregressies (een korte terugval door groei en nieuwe vaardigheden).
Fysieke factoren zoals doorkomende tandjes, verkoudheid, reflux of eczeem maken liggen oncomfortabel. Ook de omgeving telt: is het donker genoeg, koel (rond 18-20 °C) en rustig? Honger of dorst laat je kind eveneens wakker blijven. Tot slot kunnen sterke slaapassociaties, zoals alleen in slaap vallen met borstvoeding, fles of wiegen, maken dat je kind jou nodig heeft bij elke slaapcyclus. Door deze oorzaken te herkennen, kun je gerichter aanpassen wat je overdag en rond bedtijd doet, zodat slapen weer vanzelfsprekender wordt.
Slaapbehoefte per leeftijd
De slaapbehoefte verandert met de ontwikkeling. Pasgeborenen hebben vaak 14-17 uur per etmaal nodig, verspreid over dag en nacht; rond 4-11 maanden is dat 12-16 uur inclusief dutjes. Peuters (1-2 jaar) zitten meestal op 11-14 uur, kleuters (3-5 jaar) op 10-13 uur en schoolkinderen (6-12 jaar) op 9-12 uur. Zie deze bandbreedtes als richtlijnen, geen regels, en kijk vooral naar hoe je kind overdag functioneert.
De verdeling telt ook: voldoende dutjestijd en passende wakkertijden (de tijd tussen twee slaapjes) voorkomen over- of ondervermoeidheid. Heb je elke avond strijd, check dan eerst het totaalplaatje: misschien is een dutje te lang, is bedtijd net te laat of juist te vroeg. Tijdens ziekte, doorkomende tandjes en groeispurten kan de behoefte tijdelijk hoger liggen.
Signalen van over- en ondervermoeidheid
Oververmoeidheid herken je aan sneller huilen, prikkelbaarheid, aanhankelijk gedrag, hyperactief “tweede adem” door stresshormonen, wegdraaiende blik, in ogen wrijven, gapen, friemelen, kort lontje rond bedtijd, korte hazenslaapjes, vaker wakker worden en vroeg wakker worden door onrust. Inslapen kost dan juist langer en protest is heftiger. Ondervermoeidheid zie je aan vrolijk kletsen of spelen in bed, weinig slaapsignalen, lang wakker liggen (meer dan 20-30 minuten) en lange dutjes die de avondrek vergroten.
Soms valt je kind wel snel in slaap maar wordt ‘s nachts klaarwakker: ook een teken dat er nog te weinig druk op de slaap stond. Kijk altijd naar het patroon over meerdere dagen; pas wakkertijden en dutjes 10-15 minuten per keer aan en houd een paar dagen vast om het effect te zien.
Veelvoorkomende oorzaken (ontwikkeling, gezondheid, omgeving)
Slaapproblemen hebben vaak meerdere lagen. Ontwikkeling speelt groot mee: scheidingsangst, motorische mijlpalen zoals rollen, kruipen en lopen, en een taalexplosie zorgen voor een druk hoofd en veel wil om te oefenen, juist in bed. Rond sprongen en slaapregressies merk je vaker protest of meer nachtelijk wakker worden. Gezondheid beïnvloedt comfort: doorkomende tandjes, verkoudheid, oorpijn, reflux of jeuk door eczeem maken liggen lastiger. Hoor je luid snurken of pauzes in de ademhaling, overleg dan met je huisarts.
De omgeving telt ook: te veel licht, lawaai of een warme kamer, onvoorspelbare routines en schermtijd vlak voor bedtijd houden het brein actief. Tot slot kunnen sterke slaapassociaties, zoals alleen in slaap vallen met voeding of wiegen, maken dat je kind jou telkens nodig heeft tussen slaapcycli. Door te bepalen welke factor het meest speelt, kun je gericht bijsturen.
[TIP] Tip: Blijf kalm, erken gevoelens, verminder prikkels, herhaal een voorspelbare routine.

Wat je vanavond direct kunt doen
Vanavond kun je met een paar gerichte aanpassingen meer rust rond bedtijd creëren. Kies wat haalbaar is en voer het kalm en consequent uit.
- Timing en prikkelniveau: oogt je kind overprikkeld of jengelig, breng de bedtijd 20-30 minuten naar voren; oogt het nog fris, geef wat extra wakkertijd. Zet een uur voor bedtijd schermen uit en dim het licht.
- Kalmerende routine en omgeving: bouw een vaste routine van 30-45 minuten op in dezelfde volgorde (bijv. bad of washand, pyjama, tandenpoetsen, rustig verhaaltje, knuffelmoment) en maak de kamer slaapvriendelijk: donker, koel (18-20 °C) en stil; white noise kan omgevingsgeluid maskeren.
- In bed en omgaan met protest: bied zo nodig een lichte snack, vermijd suiker/cafeïne, geef water binnen handbereik; leg je kind slaperig maar wakker in bed; kies een aanpak die je vanavond volhoudt: nabij blijven en stap voor stap minder doen of korte, voorspelbare check-ins met een vaste kalmerende zin.
Deze stappen geven direct houvast voor vanavond. Morgen kun je bijsturen op basis van wat werkte.
Kalmerende bedtijdroutine
Een goede bedtijdroutine is kort, voorspelbaar en rustgevend. Mik op 30-45 minuten en start met prikkelreductie: schermen uit, lichten dimmen, stem en tempo omlaag. Houd steeds dezelfde volgorde aan, bijvoorbeeld wassen of een kort bad, pyjama, tandenpoetsen, slaapzak of dekbed, vervolgens samen lezen en nog even knuffelen. Kies rustige activiteiten die verbinding geven, zoals zacht zingen of een ademhalingsoefening waarbij je samen traag in- en uitademt.
Beperk grapjes en wild spel; het brein moet voelen dat de dag voorbij is. Een vast slaapanker helpt, zoals een zinnetje dat je elke avond herhaalt. Sluit af in de slaapkamer, donker en koel, en leg je kind slaperig maar wakker neer, zodat het de overgang naar slaap zelfstandig leert maken.
Slaapvriendelijke omgeving
Een slaapvriendelijke omgeving helpt je kind om sneller te landen en langer door te slapen. Houd de kamer donker met verduisterende gordijnen, koel rond 18-20 °C en zo stil mogelijk; constant achtergrondgeluid zoals white noise kan storende geluiden maskeren. Kies warm, gedimd licht in de avond en gebruik alleen een klein nachtlampje in een warme tint als je kind dat fijn vindt.
Ruim afleidende speelgoedhoeken op, laat alleen een favoriete knuffel of doekje liggen en zorg dat het bed comfortabel en veilig is voor de leeftijd. Ventileer kort voor bedtijd voor frisse lucht. Leg pyjama, slaapzak of dekbed klaar, zodat je niet meer hoeft te rommelen. Hoe voorspelbaarder de ruimte, hoe sneller het brein begrijpt: hier ga je slapen.
Aanpak bij protest in bed (check-ins of nabij blijven, stap voor stap afbouwen)
Onderstaande vergelijking helpt je snel kiezen hoe je omgaat met protest in bed wanneer je kind niet wil slapen: kies tussen check-ins, nabij blijven of stap-voor-stap afbouwen, passend bij leeftijd en temperament.
| Aanpak | Wat je doet (kernstappen) | Voor wie/wanneer | Voordelen & aandachtspunten |
|---|---|---|---|
| Check-ins met intervallen | Na de routine wakker in bed leggen; kamer verlaten; kort geruststellen op vaste, oplopende intervallen (bijv. 2-5-10 min) met woorden/aanraking; niet oppakken tenzij nodig; intervallen geleidelijk verlengen. | Vanaf ca. 6 maanden; peuters/kleuters die baat hebben bij duidelijke grenzen; minder geschikt bij acute separatieangst of ziekte. | Vaak effect in 3-7 nachten; ondersteunt zelfstandig inslapen. Let op: eerste nachten kan huilen toenemen (extinction burst); houd check-ins kort en voorspelbaar; stop en herstart na herstel bij ziekte. |
| Nabij blijven (camping-out/stoelmethode) | Zit naast het bed, geef fysieke nabijheid (hand op rug, zacht “ssst”), weinig praten/oogcontact; verplaats de stoel elke 2-3 dagen verder van het bed richting deur. | Peuters/kleuters; gevoelige of angstige kinderen; handig bij overgang naar (tiener)bed of nieuwe kamer. | Minder huilen door behoud van veiligheid; doorgaans 1-2+ weken nodig. Valstrik: afhankelijkheid als je niet afbouwt; houd reacties saai en kort. |
| Geleidelijke terugtrekking (stap-voor-stap afbouwen) | Start met de hulp die nu nodig is (bijv. hand vasthouden/wiegen) en verminder elke 1-3 dagen: korter helpen, minder aanraking, deur iets dichter, uiteindelijk alleen verbaal geruststellen. | Breed inzetbaar; ideaal bij gewoontevorming (in slaap voeden/wiegen) en voor kinderen die meer tijd nodig hebben voor veranderingen. | Zachte overgang, duurzaam. Vereist planning en consistentie; werk met kleine, haalbare stapjes en een slaaplog om voortgang te volgen. |
| Pick-up/put-down (PU/PD) | Leg slaperig maar wakker neer; bij huilen optillen tot kalm, direct weer neerleggen; herhalen tot inslapen; geleidelijk minder optillen. | Jongere baby’s (ongeveer 4-7 maanden) met milder temperament; niet ideaal bij sterke prikkelgevoeligheid of refluxklachten. | Responsief en op behoefte gericht; kan veel herhalingen vragen en onrust vergroten bij sommige baby’s. Combineer met passende wakkertijden en hanteer rustgevende signalen. |
Kies een methode die past bij leeftijd, temperament en jouw comfortniveau; blijf 3-7 dagen consequent en evalueer. Bij ziekte, pijn of extreme angst eerst de oorzaak aanpakken en tijdelijk extra nabijheid bieden.
Kies één aanpak die bij je kind past en houd die een paar avonden consequent vol. Bij check-ins leg je je kind slaperig maar wakker neer, verlaat je de kamer en kom je op vaste, oplopende momenten kort terug met een rustige zin en zachte aanraking, zonder te tillen of te rekken. Bij nabij blijven start je naast het bed, help je met stem of hand en bouw je elke nacht iets af: minder praten, hand korter, stoel een stukje verder, uiteindelijk bij de deur.
Reageer kalm en voorspelbaar, houd het donker en saai, en check alleen echte behoeften zoals een volle luier of pijn. Vermijd onderhandelen en nieuwe gewoonten. Noteer wat werkt en geef het minimaal drie tot vijf nachten de tijd.
[TIP] Tip: Demp lichten, schermen weg, vast ritueel, troost kort maar consequent.

Dagindeling en gewoonten die slaap ondersteunen
Een voorspelbare dag ondersteunt de biologische klok van je kind. Met de juiste timing en gewoonten maak je inslapen ‘s avonds veel makkelijker.
- Dutjes en wakkertijden: plan dutjes passend bij de leeftijd en let op wakkertijden om over- of ondervermoeidheid te voorkomen. Bij peuters en kleuters helpt het om het laatste dutje tijdig te beëindigen, zodat ze minimaal 3-4 uur voor bedtijd wakker zijn.
- Daglicht, beweging en schermtijd: start de dag rond dezelfde tijd (binnen een halfuur) en laat meteen daglicht binnen; ochtendlicht zet de interne klok en ondersteunt de melatonine-aanmaak later op de avond. Zorg overdag voor voldoende beweging en buitenlucht, en bouw na het avondeten prikkels af (beperk schermen en druk spel).
- Eten en drinken rond bedtijd: houd maaltijden regelmatig, kies ‘s avonds voor licht verteerbaar eten en beperk suiker. Vermijd cafeïnebronnen zoals chocolade en ijsthee, en geef geen grote maaltijd vlak voor het slapengaan.
Met deze dagindeling bied je je kind een duidelijk ritme dat de slaap ondersteunt. Kleine, consistente aanpassingen leveren vaak snel meer rust op.
Dutjes en wakkertijden
bepalen hoeveel slaapdruk je kind opbouwt en hoe makkelijk het in slaap valt. Gebruik leeftijdsgebonden wakkertijden als startpunt en kijk naar signalen: bij baby’s lopen die grofweg van 1-2 uur in de ochtend naar 2,5-3,5 uur later op de dag; peuters redden vaak 4-6 uur. Plan het eerste dutje niet te laat, want dat zet de rest van de dag scheef. Laat het laatste dutje kort genoeg om nog voldoende slaapdruk richting bedtijd te houden, of skip het als je anders een te late avond krijgt en breng bedtijd vroeger.
Raakt een dutje in de knel, compenseer met een earlier bedtime. Overbrug slaperige momenten met rustig spel en licht; stel bij in stapjes van 10-15 minuten en geef je aanpassing een paar dagen. Consistentie wint.
Daglicht, beweging en schermtijd
Daglicht in de ochtend helpt de biologische klok van je kind; ga daarom na het opstaan even naar buiten of zet gordijnen wijd open, zodat melatonine later op de avond natuurlijk kan stijgen. Voldoende beweging overdag bouwt slaapdruk op, bij voorkeur met buiten spelen; plan het wildste spel vóór het avondeten en kies daarna rustiger activiteiten. Schermen bewaar je het liefst voor eerder op de dag en zet je minimaal een uur voor bedtijd uit, omdat blauw licht en spannende content het brein alert houden.
Lukt stoppen niet meteen, verlaag de helderheid, zet nachtmodus aan en kies korte, rustige filmpjes op afstand. Sluit de avond af met schermvrije verbinding, zoals samen lezen of kletsen.
Eten en drinken rond bedtijd
Goede slaap begint met een volle maar rustige buik. Plan de laatste grote maaltijd ongeveer 1,5 tot 2 uur voor bedtijd en kies daarna eventueel een kleine, verzadigende snack, zoals iets met eiwitten en complexe koolhydraten. Vermijd suikerrijke toetjes en cafeïnebronnen zoals chocolade, frisdrank en ijsthee; die houden het brein alert. Geef het meeste drinken eerder op de avond en vlak voor slapen alleen nog een klein slokje water, zodat je ‘s nachts minder onderbrekingen hebt voor de wc of een natte luier.
Poets altijd tanden na de laatste voeding of snack. Bij baby’s mag voeding in de routine, maar leg je kind slaperig en nog wakker neer om sterke drink-slaapkoppelingen te voorkomen. Observeer hoe je kind reageert en stel tijden rustig bij.
[TIP] Tip: Reageer kort en consequent: herhaal ritueel, breng rustig terug naar bed.

Wanneer opschalen en hulp inschakelen
Soms kom je met routines en kleine aanpassingen niet verder en is opschalen slim. Neem contact op met je huisarts als je kind luid snurkt, ademstops lijkt te hebben (apneu: korte pauzes in de ademhaling), veel zweet, naar lucht hapt, regelmatig oor- of keelontstekingen heeft, veel pijn aangeeft, refluxklachten toont of eczeem en allergieën de nachten verstoren. Ook als vermoeidheid overdag doorslaat in concentratieproblemen, veel vallen of somberheid, of als slapen al weken chaotisch is ondanks consequente aanpak, is het tijd voor extra ogen. Bij intense angst, hardnekkige nachtmerries of night terrors kun je veiligheid voorop zetten en samen met de huisarts, jeugdarts of een kinderpsycholoog kijken wat helpt; night terrors zijn meestal onschuldig, maar vraag gerust advies.
Een slaaplog van 1-2 weken met bedtijden, dutjes, voeding en nachtelijk wakker worden maakt patronen zichtbaar en versnelt hulp. Twijfel je over gewoonten of aanpak, dan kan een gecertificeerde slaapcoach of het consultatiebureau meedenken. Vertrouw op je gevoel: als je je zorgen maakt of uitgeput raakt, is dat reden genoeg om hulp in te schakelen. Zo houd je het behapbaar en krijgt je kind de beste kans op herstel.
Alarmsignalen voor de huisarts
Neem contact op met je huisarts als je kind bijna elke nacht luid snurkt, vooral als je pauzes in de ademhaling ziet (apneu: korte ademstops), naar lucht hapt, opvallend zweet of mondademt. Ga ook als pijn, terugkerende oor- of keelontstekingen, benauwdheid/astma, reflux (zuur dat terugstroomt) of eczeem en jeuk de nachten blijven verstoren. Let op ochtendhoofdpijn, hardnekkige vermoeidheid overdag, concentratie- of gedragsproblemen, onverklaard gewichtsverlies of groei die stilvalt.
Blauwe verkleuring rond lippen, piepende ademhaling of intrekkingen van de borstkas zijn spoedsignalen. Nachtmerries zijn troostbaar; night terrors (heftig schreeuwen zonder echt wakker te zijn) vragen advies als het vaak voorkomt of gevaar oplevert. Bij koorts bij jonge baby’s of na een val op het hoofd schakel je direct hulp in.
Angst, nachtmerries en night terrors
Bedtijdangst zie je aan uitstelgedrag, roepen en “nog een keer” vragen; vaak spelen scheidingsangst, donkerte of fantasie (monsters) mee. Erken de angst, houd de routine voorspelbaar, gebruik een warm nachtlampje en plan overdag een kort “piekerkwartier” om zorgen te parkeren. Nachtmerries ontstaan meestal in de tweede helft van de nacht tijdens droomslaap; je kind wordt echt wakker, herinnert de droom en zoekt troost.
Reageer nabij, kalmeer en laat even landen voordat je weer naar bed gaat. Night terrors gebeuren in de eerste uren van de nacht vanuit diepe slaap: heftig schreeuwen, zweten, ogen open maar niet echt wakker, en geen herinnering. Maak niet wakker; blijf rustig, houd het veilig en wacht het af. Bij frequente of gevaarlijke episodes overleg je met je huisarts.
Bijhouden wat werkt (slaaplog en consistente aanpak)
Met een simpele slaaplog zie je snel patronen en voorkom je gokken. Noteer 1-2 weken lang bedtijd, inslaaptijd, nachtelijk wakker worden, start van de dag, dutjes, voeding, schermtijd, opvallende prikkels en eventuele ziekte of tandjes. Schrijf ook op wat je deed bij protest (nabij blijven of check-ins), hoe lang je dat volhield en wat het effect was. Evalueer per blok van 3-5 dagen, niet per nacht, en verander één ding tegelijk zodat je weet wat het verschil maakt.
Kijk naar trends zoals langer inslapen, vroege wakers of kortere dutjes en stuur 10-15 minuten bij. Stem de aanpak af met je partner en opvang, want consistentie maakt het voorspelbaar voor je kind. Zo wordt meten weten en kom je sneller bij wat werkt.
Veelgestelde vragen over wat te doen als mijn kind niet wil slapen
Wat is het belangrijkste om te weten over wat te doen als mijn kind niet wil slapen?
Begin met begrijpen waarom je kind wakker blijft: leeftijdsgebonden slaapbehoefte, signalen van over- of ondervermoeidheid en mogelijke oorzaken zoals ontwikkeling, gezondheid of omgeving. Kies vervolgens een consistente routine, slaapvriendelijke kamer en houd bij wat werkt.
Hoe begin je het beste met wat te doen als mijn kind niet wil slapen?
Vanavond: bouw een kalmerende bedtijdroutine op (badje, boekje, knuffel), dim lichten, schermen uit. Maak de kamer koel, donker en rustig. Bij protest: korte check-ins of nabij blijven, vervolgens stap voor stap afbouwen.
Wat zijn veelgemaakte fouten bij wat te doen als mijn kind niet wil slapen?
Valkuilen: te laat naar bed door gemiste slaperigheidssignalen, wisselende regels, te lange of late dutjes, veel schermtijd en fel licht, cafeïne/zoet vlak voor slapen, te snelle wissels van aanpak, geen slaaplog, medische signalen negeren.